Hoogbouw is hot. Na ‘Manhattan aan de Maas’ Rotterdam omarmen Nederlandse gemeenten hoogbouw steeds meer. De ene toren is nog hoger dan de ander. The sky lijkt the limit, maar hoe zorgen we dat deze Nederlandse wolkenkrabbers ook echt bijdragen aan de leefbaarheid van de stad?
Hoogbouw biedt in een immer verdichtende stad een antwoord op toenemende vraag naar woonruimte. Op een relatief klein oppervlak kun je met hoogbouw veel vierkante meters realiseren. De potentie van hoogbouw lijkt dan ook steeds meer door te dringen tot ons voorheen vooral laagbouwend lage landje. Rotterdam ging al eerder de hoogte in, andere steden volgen nu. Zo stemde het Haagse college van B&W in met vijf torens van 140 meter hoogte, te bouwen bij station Hollands Spoor. Verder komen naast Den Haag Centraal twee hoge woontorens. In Amsterdam, dat zich lange tijd verweerde tegen hoogbouw, verrijzen op het Zeeburgereiland nu woontorens van elk 125 meter hoog. Ook Rottterdam blijft niet stilstaan. De Zamlhaventoren, waarvan de bouw deze maand is gestart , moet met 215 meter de hoogste torenflat van Nederland worden. De flat zal onder meer 257 appartementen rijk zijn.
Volgens Erik Faber, bestuurslid Stichting Hoogbouw en partner bij Fakton Development, is er op dit moment binnen de G5 (de traditionele G4 en Eindhoven) een harde en zachte plancapaciteit van circa 80 torens van boven de 70 meter hoogte – de minimale hoogte om in Nederland van hoogbouw te mogen spreken. Faber: ‘Dat is een spectaculaire toename, met gevolgen voor onder andere ruimtelijke ordening, betaalbaarheid, mobiliteit en duurzaamheid van de stad.’